Artikel 36 De overheid

Wij geloven dat onze goede God gezagsdragers en de overheid heeft ingesteld,
vanwege de zonden en ontaarding van de mensen. a
Hij wil namelijk dat de wereld door wetten en regels van orde wordt geregeerd. b
Zodat de losbandigheid in bedwang wordt gehouden
en er orde en rechtspraak heerst over het volk. c
Met dat doel heeft Hij de overheid het zwaard in handen gegeven,
tot bestraffing van de slechte mensen en tot bescherming van de goede mensen.
Haar taak is niet alleen om zorg te dragen voor de openbare orde en daarover te waken.
Ook om de kerkdiensten in stand te houden,
en afgoderij, onjuiste godsdiensten en het rijk van de Antichrist weg te nemen en te vernietigen.
De overheid moet de groei van het koninkrijk van Jezus Christus bevorderen
en het evangelie overal ongehinderd laten verkondigen. d
Zodat iedereen God eert en dient,
op de wijze zoals Hij dat in de Bijbel heeft bevolen.

Verder is iedereen verplicht, ongeacht welke maatschappelijke positie men ook heeft,
om zich aan de overheid te onderwerpen en belasting te betalen.
Ook moet iedereen de overheid respecteren
en gehoorzamen e in alles wat niet in tegenstrijd is met de Bijbel. f
Wij moeten voor de overheid bidden,
opdat de Heere haar in alles wil leiden
en wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. (1 Tim. 2:2)

Wij verwerpen de ideeën van de wederdopers en alle opstandige mensen,
vooral degenen die het gezag van de overheid niet willen erkennen. g
Zij ondermijnen ook de rechtsorde door gemeenschap van goederen te introduceren
en verstoren de goede zeden, die God onder de mensen heeft ingesteld.

Bewijsteksten

a

Door Mij regeren koningen, verordenen vorsten gerechtigheid. Spreuken 8:15

Hij verandert de tijden en tijdstippen, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij geeft de wijsheid aan wijzen, de kennis aan wie verstand hebben. Daniël 2:21

Jezus antwoordde: U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u. Johannes 19:11

Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld. Romeinen 13:1

b

Je moet hun de verordeningen en de wetten voorhouden en hun de weg bekendmaken waarop zij moeten gaan en het werk dat zij moeten doen. Jij echter, jij moet daarnaast onder heel het volk omkijken naar bekwame mannen, godvrezende, betrouwbare mannen, die een afkeer hebben van winstbejag. Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen. Exodus 18:20-21

c

Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die bij hem is. Deuteronomium 1:16

U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen. Deuteronomium 16:19

In die dagen was er geen koning in Israël: eenieder deed wat juist was in zijn ogen. Richteren 21:25

Hoelang zult u onrechtvaardig oordelen en de goddelozen bevoordelen? Doe recht aan de geringe en de wees, bewijs de ellendige en de arme gerechtigheid. Bevrijd de geringe en de arme, ontruk hem aan de hand van de goddelozen. Psalmen 82:2-4

Huis van David. Zo zegt de HEERE: Verschaf 's morgens recht, en red wie beroofd is uit de hand van wie onderdrukt, anders laait Mijn grimmigheid op als een vuur en brandt die zo, dat niemand blussen kan, vanwege uw slechte daden. Jeremia 21:12

Zo zegt de HEERE: Doe recht en gerechtigheid. Red wie beroofd is uit de hand van wie onderdrukt. Buit een vreemdeling, een wees en een weduwe niet uit. Doe niemand geweld aan en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats. Jeremia 22:3

Onderwerp u dan omwille van de Heere aan alle menselijke orde, hetzij aan de koning, als hoogste machthebber, hetzij aan de stadhouders, als mensen die door hem gezonden worden tot straf van de kwaaddoeners, maar tot lof van hen die goeddoen. 1 Petrus 2:13-14

d

Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde. Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! Psalmen 2:10-12

Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet. Romeinen 13:4

Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. 1 Timotheüs 2:1-4

e

Maar om hun geen aanstoot te geven: ga naar de zee, werp een vishaak uit, en pak de eerste vis die bovenkomt. Doe zijn bek open en u zult een stater vinden. Neem die en geef hem aan hen voor Mij en voor u. Mattheüs 17:27

Zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. Mattheüs 22:21

Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt. Romeinen 13:7

Herinner hen eraan dat zij de overheden en machten onderdanig behoren te zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn en dat zij tot elk goed werk bereid zijn. Titus 3:1

Houd iedereen in ere; heb al uw broeders lief; vrees God; eer de koning. 1 Petrus 2:17

f

Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tegen hen: Oordeel zelf of het juist is in Gods ogen, meer naar u te luisteren dan naar God. Handelingen 4:19

Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen. Handelingen 5:29

g

In het bijzonder echter hen die in onreine begeerte het vlees achternalopen en het gezag verachten; die roekeloos zijn, eigenzinnig en er niet voor terugschrikken om al wat eer toekomt, te lasteren. 2 Petrus 2:10

Niettemin bezoedelen deze dromers ook nu op dezelfde wijze hun lichaam en zij verwerpen het gezag en lasteren al wat eer toekomt. Judas 1:8

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren