Wij geloven en belijden, dat onze Zaligmaker Jezus Christus
het sacrament des Heiligen Avondmaals verordend en ingesteld heeft, a
om te voeden en te onderhouden degenen,
die Hij alrede wedergeboren,
en in Zijn huisgezin, hetwelk is Zijn Kerk, ingelijfd heeft.
Nu hebben degenen, die wedergeboren zijn, in zich tweeërlei leven: b
het éne lichamelijk en tijdelijk,
hetwelk zij van hun eerste geboorte medegebracht hebben,
en allen mensen gemeen is;
het andere is geestelijk en hemels,
hetwelk hun gegeven wordt in de tweede geboorte,
dewelke geschiedt door het woord des Evangelies, c
in de gemeenschap des lichaams van Christus;
en dit leven is niet gemeen, dan alleen den uitverkorenen Gods.
Alzo heeft ons God, tot onderhouding des lichamelijken en aardsen levens,
aards en gewoon brood verordend,
hetwelk daartoe dienstig is, en allen gemeen is, zowel als het leven.
Maar om het geestelijk en hemels leven te onderhouden,
hetwelk de gelovigen hebben,
heeft Hij hun gezonden een levend Brood,
dat van den hemel nedergedaald is, te weten, Jezus Christus, Joh. 6, d
Dewelke het geestelijk leven der gelovigen voedt en onderhoudt, e als Hij gegeten,
dat is, toegeëigend en ontvangen wordt door het geloof in den geest. f
Om ons dit geestelijk en hemels Brood af te beelden,
heeft Christus verordend een aards en zienlijk brood,
hetwelk een sacrament is van Zijn lichaam,
en den wijn tot een sacrament Zijns bloeds; g
om ons te betuigen, dat wij,
zo waarachtiglijk als wij het sacrament ontvangen
en houden in onze handen en het eten en drinken met onzen mond,
waarmede ons leven daarna onderhouden wordt,
ook zo waarachtiglijk door het geloof h (hetwelk de hand en mond onzer ziel is)
het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onzen enigen Zaligmaker,
ontvangen in onze zielen tot ons geestelijk leven.
Nu, zo is het zeker en ongetwijfeld,
dat ons Jezus Christus Zijn sacramenten niet tevergeefs heeft bevolen.
Zo werkt Hij dan in ons
al wat Hij door deze heilige tekenen ons voor ogen stelt;
hoewel de wijze ons verstand te boven gaat,
en ons onbegrijpelijk is,
gelijk de werking des Heiligen Geestes verborgen en onbegrijpelijk is. i
Intussen zo feilen wij niet, als wij zeggen dat,
hetgeen door ons gegeten en gedronken wordt,
het eigen en natuurlijk lichaam en het eigen bloed van Christus is;
maar de wijze, op welke wij dit nuttigen,
is niet de mond, maar de geest, door het geloof.
Alzo dan blijft Jezus Christus altijd zittende ter rechterhand Gods, Zijns Vaders,
in de hemelen, j en laat toch daarom niet na,
ons Zijner deelachtig te maken door het geloof.
Deze maaltijd is een geestelijke tafel,
aan dewelke Christus Zichzelf ons mededeelt met al Zijn goederen,
en doet ons aan haar genieten,
zowel Zichzelf, als de verdiensten Zijns lijdens en stervens; k
voedende, sterkende, en vertroostende onze arme troosteloze ziel
door het eten Zijns vleses,
en haar verkwikkende en vermakende door den drank Zijns bloeds.
Voorts, hoewel de sacramenten met de betekende zaken samengevoegd zijn,
zo worden zij nochtans met deze twee zaken door allen niet ontvangen. l
De goddeloze ontvangt wel het sacrament tot zijn verdoemenis,
maar hij ontvangt niet de waarheid des sacraments;
gelijk als Judas, en Simon de tovenaar, beiden wel het sacrament ontvingen,
maar niet Christus, Die door datzelve betekend wordt, m
welke den gelovigen alleen medegedeeld wordt. n
Ten laatste, wij ontvangen het heilig sacrament
in de verzameling des volks Gods o met ootmoedigheid en eerbied,
onder ons houdende een heilige gedachtenis des doods van Christus,
onzen Zaligmaker, met dankzegging,
en doen aldaar belijdenis van ons geloof en van de Christelijk religie. p
Daarom behoort zich niemand daartoe te begeven,
zonder zichzelf eerst wel beproefd te hebben;
opdat hij, etende van dit brood en drinkende uit dezen drinkbeker,
niet ete en drinke zichzelf een oordeel, 1 Kor. 11:29.
Kortelijk, wij zijn door het gebruik van dit heilig sacrament,
bewogen tot een vurige liefde jegens God en onze naaste.
Daarom verwerpen wij alle inmengselen en verdoemelijke vonden,
die de mensen bij de sacramenten gedaan en gemengd hebben,
als ontheiligingen daarvan,
en zeggen dat men zich moet laten vergenoegen met de ordening,
die Christus en Zijn apostelen ons geleerd hebben,
en spreken, gelijk zij daarvan gesproken hebben.
En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. MattheĆ¼s 26:26-28
En als zij aten, nam Jezus brood, en als Hij gezegend had, brak Hij het, en gaf het hun, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien; en zij dronken allen uit denzelven. En Hij zeide tot hen: Dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt. Markus 14:22-24
En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt. Lukas 22:19-20
Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. 1 Korinthe 11:23-26
Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest. Johannes 3:5-6
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven. Johannes 5:25
Ik ben het Brood des levens. Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. Johannes 6:48-51
De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven. Johannes 6:63
De dief komt niet, dan opdat hij stele, en slachte, en verderve; Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en overvloed hebben. Johannes 10:10
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Johannes 6:40
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Johannes 6:47
Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Johannes 6:55
De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? 1 Korinthe 10:16
Opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt. Efeze 3:17
De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. Johannes 3:8
De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods. Markus 16:19
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. Handelingen 3:21
Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Romeinen 8:32
En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. 1 Korinthe 10:3-4
Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. 1 Korinthe 2:14
Doch ziet, de hand desgenen, die Mij verraadt, is met Mij aan de tafel. En de Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch wee dien mens, door welken Hij verraden wordt! Lukas 22:21-22
En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich. Handelingen 8:13
Gij hebt geen deel noch lot in dit woord: want uw hart is niet recht voor God. Handelingen 8:21
En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. 1 Korinthe 10:3-4
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Johannes 3:36
En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. Handelingen 2:42
En op den eersten dag der week, als de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus met hen, zullende des anderen daags verreizen; en hij strekte zijne rede uit tot den middernacht. Handelingen 20:7
En dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid des harten. Handelingen 2:46
Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. 1 Korinthe 11:26