Wij geloven en belijden,
dat Jezus Christus, Die het einde der wet is,
door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft
aan alle andere bloedstortingen,
die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden;
en dat Hij, afgedaan hebbende de besnijding, die met bloed geschiedde,
in de plaats daarvan heeft verordend het sacrament des Doops, a
door hetwelk wij in de Kerk Gods ontvangen
en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden,
om geheellijk Hem toegeëigend te zijn, b
Zijn merk- en veldteken dragende;
en het dient ons tot een getuigenis,
dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal,
ons zijnde een genadig Vader.
Zo heeft Hij dan bevolen te dopen al degenen, die de Zijnen zijn,
in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes,
alleen met rein water; ons daarmede te verstaan gevende, dat,
gelijk het water de vuiligheid des lichaams afwast,
wanneer wij daarmede begoten worden,
hetwelk op het lichaam desgenen, die den Doop ontvangt,
gezien wordt, en hem besprengt,
alzo het bloed van Christus hetzelfde van binnen in de ziel doet,
door den Heiligen Geest, c
haar besprengende en zuiverende van haar zonden, d
en ons wederbarende uit kinderen des toorns tot kinderen Gods. e
Niet dat zulks door het uiterlijke water geschiedt, f
maar door de besprenging des dierbaren bloeds des Zoons Gods; g
Die onze Rode Zee is, h door Welke wij moeten doorgaan,
om te ontgaan de tirannieën van Farao, welke is de duivel,
en in te gaan in het geestelijke land Kanaän.
Alzo geven ons de dienaars van hun zijde het sacrament,
en hetgeen dat zichtbaar is;
maar onze Heere geeft hetgeen door het sacrament beduid wordt,
te weten de gaven en onzienlijke genaden,
wassende, zuiverende en reinigende onze zielen van alle vuiligheden en ongerechtigheden, i
en onze harten vernieuwende en die vervullende met alle vertroosting,
ons gevende een ware verzekerdheid Zijner Vaderlijke goedheid,
ons den nieuwen mens aandoende,
en den ouden uittrekkende met al zijn werken. j
Hierom geloven wij, dat, zo wiens voornemen is in het eeuwige leven te komen,
die moet maar ééns gedoopt worden met den enigen Doop, k
zonder dien immermeer te herhalen;
want wij kunnen ook niet tweemaal geboren worden.
Doch deze Doop is niet alleen nut,
zolang het water op ons is, en wij het water ontvangen,
maar ook al den tijd onzes levens.
Hierom verwerpen wij de dwaling der wederdopers,
die niet tevreden zijn met een enig doopsel, dat zij eens ontvangen hebben;
en daarenboven verdoemen den doop der kinderkens der gelovigen;
dewelke wij geloven, dat men behoort te dopen
en met het merkteken des verbonds te verzegelen,
gelijk de kinderkens in Israël besneden werden,
op dezelfde beloften, die onzen kinderen gedaan zijn. l
En voorwaar, Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten
om de kinderkens der gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. m
En daarom behoren zij het teken te ontvangen en het sacrament
van hetgeen, dat Christus voor hen gedaan heeft;
gelijk de Heere in de wet beval, hun mede te delen
het sacrament des lijdens en stervens van Christus,
kort nadat zij geboren waren, offerende voor hen een lammeken, n
hetwelk was een sacrament van Jezus Christus.
Daarenboven, hetgeen de besnijdenis deed aan het Joodse volk,
hetzelfde doet de Doop aan onze kinderen,
welke de oorzaak is, waarom de heilige Paulus
den Doop noemt de besnijdenis van Christus, Kol. 2:11.
In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus. Kolossenzen 2:11
Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. Romeinen 10:4
Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den HEERE het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde, en dan kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene zal daarvan eten. Exodus 12:48
Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. 1 Petrus 2:9
Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen. Mattheüs 3:11
Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. 1 Korinthe 12:13
Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. Mattheüs 28:19
En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren. Handelingen 22:16
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levende God te dienen? Hebreeën 9:14
Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Johannes 1:7
En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed. Openbaring 1:5
Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes. Titus 3:5
Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. 1 Petrus 3:21
Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Romeinen 6:3
Den uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd. 1 Petrus 1:2
Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij, der zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt. 1 Petrus 2:24
En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. 1 Korinthe 10:1-4
En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods. 1 Korinthe 6:11
Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord. Efeze 5:26
Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Romeinen 6:4
Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Galaten 3:27
Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. Mattheüs 28:19
Een Heere, een geloof, een doop. Efeze 4:5
Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde. En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u. Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw zaad. Genesis 17:10-12
Maar Jezus zeide: Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. Mattheüs 19:14
Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal. Handelingen 2:39
Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. 1 Korinthe 7:14
En als de dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester. Leviticus 12:6