Wij geloven, dat dit waarachtig geloof,
in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods
en de werking des Heiligen Geestes, a
hem wederbaart, en maakt tot een nieuwen mens, b
en doet hem leven in een nieuw leven,
en hem vrij maakt van de slavernij der zonde. c
Daarom is het zo verre van daar, dat dit rechtvaardigmakend geloof
de mensen zou verkouden in een vroom en heilig leven, d
dat zij daarentegen zonder ditzelve nimmermeer iets doen zullen
uit liefde tot God, e maar alleen uit liefde tot zichzelf
en uit vreze van verdoemd te worden.
Zo is het dan onmogelijk, dat dit heilig geloof ledig zij in den mens;
aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof,
maar van zulk een, hetwelk de Schrifture noemt:
een geloof, dat door de liefde werkt, Gal. 5:6,
dat den mens beweegt, om zich te oefenen in de werken,
die God in Zijn Woord geboden heeft;
welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs,
goed en bij God aangenaam zijn,
overmits zij allen door Zijn genade geheiligd zijn.
Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen;
want het is door het geloof in Christus, dat wij gerechtvaardigd worden,
ook eer wij goede werken doen; f
anderszins zouden zij niet meer kunnen goed zijn,
evenmin als een vrucht des booms goed kan zijn vóórdat de boom goed is. g
Zo doen wij dan goede werken; maar niet om te verdienen
(want wat zouden wij verdienen?);
ja, wij zijn in God gehouden voor de goede werken,
die wij doen, en niet Hij in ons: h
aangezien Hij het is, Die in ons werkt, beide het willen en het werken,
naar Zijn welbehagen, Fil. 2:13.
Laat ons dan letten op hetgeen dat er geschreven staat, Luk. 17:10:
Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt:
wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan
hetgeen wij schuldig waren te doen.
Intussen willen wij niet loochenen, dat God de goede werken beloont; i
maar het is door Zijn genade, dat Hij Zijn gaven kroont.
Voorts, al is 't dat wij goede werken doen,
zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop;
want wij kunnen geen werk doen,
of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; j
en al konden wij er één voorbrengen,
zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg,
dat het van God zou verworpen worden. k
Alzo dan zouden wij altijd in twijfel staan,
herwaarts en derwaarts drijvende, zonder enige zekerheid,
en onze arme consciëntiën zouden altijd gekweld worden,
indien zij niet steunden op de verdiensten
van het lijden en sterven onzen Zaligmaker. l
En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Handelingen 16:14
Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods. Romeinen 10:17
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest. 1 Korinthe 12:3
En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen. Ezechiël 36:26-27
Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. Johannes 1:12-13
Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Johannes 3:5
Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden) En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus. Efeze 2:4-6
Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes. Titus 3:5
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. 1 Petrus 1:23
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Johannes 5:24
Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. Johannes 8:36
Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Romeinen 6:4-6
Een iegelijk, die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. 1 Johannes 3:9
Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Galaten 5:22
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld. Titus 2:12
Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan; deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen. Titus 3:8
Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Johannes 15:5
Maar die twijfelt, indien hij eet, is veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Romeinen 14:23
Maar het einde des gebods is liefde uit een rein hart, en uit een goed geweten, en uit een ongeveinsd geloof. 1 Timotheüs 1:5
Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kain, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde. Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken. Hebreeën 11:4-6
Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. Romeinen 4:5
Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten. Mattheüs 7:17
Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing; Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere. 1 Korinthe 1:30-31
Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt? 1 Korinthe 4:7
Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. Efeze 2:10
Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken; Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven. Romeinen 2:6-7
Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. 1 Korinthe 3:14
Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen. 2 Johannes 1:8
En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. Openbaring 2:23
Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. Romeinen 7:21
Want wie de gehele wet zal houden, en in een zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. Jakobus 2:10
Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Habakuk 2:4
Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Mattheüs 11:28
Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden. Romeinen 10:11
Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. 1 Korinthe 3:11