Wij kennen Hem door twee middelen.
Ten eerste, door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld:
overmits deze voor onze ogen is als een schoon boek, a
in hetwelk alle schepselen, grote en kleine,
gelijk als letteren zijn,
die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen,
namelijk, Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid,
als de apostel Paulus zegt, Rom. 1:20:
Welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen,
en hun alle onschuld te benemen.
Ten tweede, geeft Hij Zichzelf ons nog klaarder en volkomener te kennen
door Zijn heilig en Goddelijk Woord, b
te weten, zoveel als ons van node is in dit leven,
tot Zijn eer, en de zaligheid der Zijnen.
De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon. Psalmen 19:2-5
Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond onzer vaderen? Maleachi 2:10
Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan een. Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn), Nochtans hebben wij maar een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en maar een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem. 1 Korinthe 8:4-6
De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende. De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen. Psalmen 19:8-9
Want het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods; Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken. Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven. 1 Korinthe 1:18-21
De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende. Psalmen 19:8