Wij geloven, dat onze goede God,
door Zijn wonderlijke wijsheid en goedheid, ziende,
dat zich de mens alzo in den lichamelijken en geestelijken dood geworpen,
en geheel ellendig gemaakt had,
Zichzelf begeven heeft om hem te zoeken,
toen hij al bevende voor Hem vlood, a
en heeft hem getroost, belovende hem Zijn Zoon te geven,
Die worden zou uit een vrouw, Gal 4:4,
om den kop der slang te vermorzelen, Gen. 3:15,
en hem gelukzalig te maken. b
En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? Genesis 3:9
Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. Galaten 4:4
En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. Genesis 22:18
Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUEL heten. Jesaja 7:14
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. Johannes 1:14
Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. Johannes 5:46
Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was? Johannes 7:42
En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft. Handelingen 13:32
(Hetwelk Hij te voren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften) Van Zijn Zoon,, Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees. Romeinen 1:2-3
Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus. Galaten 3:16
Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie. 2 Timotheüs 2:8
Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap. Hebreeën 7:14