Wij geloven, dat de Vader,
door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon,
den hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen,
als het Hem heeft goed gedacht,
aan een iegelijk schepsel zijn wezen,
gestalte en gedaante, en onderscheidene ambten gevende,
om zijn Schepper te dienen.
Dat Hij ze ook nu alle onderhoudt
en regeert naar Zijn eeuwige voorzienigheid
en door Zijn oneindige kracht,
om den mens te dienen, teneinde de mens zijn God diene. a
Hij heeft ook de engelen goed geschapen,
om Zijn zendboden te zijn,
en Zijn uitverkorenen te dienen; b
van welke sommigen van die uitnemendheid,
in dewelke hen God geschapen had,
in het eeuwig verderf vervallen zijn, c
en de anderen door de genade Gods in hun eersten staat volhard hebben
en staande gebleven zijn.
De duivelen en boze geesten zijn alzo verdorven,
dat zij vijanden Gods en alles goeds zijn; d
naar al hun vermogen als moordenaars loeren op de Kerk
en een ieder lidmaat van die,
om alles te verderven en te verwoesten door hun bedriegerijen; e
en zijn daarom door hun eigen boosheid veroordeeld
tot de eeuwige verdoemenis,
dagelijks verwachtende hun schrikkelijke pijnigingen. f
Zo verwerpen en verfoeien wij dan hierin de dwaling der Sadduceën,
welke loochenen, dat er geesten en engelen zijn; g
en ook de dwaling der Manicheën, die zeggen,
dat de duivelen hun oorsprong uit zichzelf hebben,
zijnde uit hun eigen natuur kwaad,
zonder dat zij verdorven zijn geworden.
In den beginne schiep God den hemel en de aarde. Genesis 1:1
En God heeft den zevende dag gezegend, en die geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken. Genesis 2:3
Heft uw ogen op omhoog, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet een gemist. Jesaja 40:26
Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekten arm; geen ding is U te wonderlijk. Jeremia 32:17
Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen. Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. Kolossenzen 1:15-16
Verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft, tot nuttiging met dankzegging, voor de gelovigen, en die de waarheid hebben bekend. 1 Timotheüs 4:3
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. Hebreeën 11:3
Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen. Openbaring 4:11
En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Mattheüs 28:20
Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet! Psalmen 103:20-21
Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem. Mattheüs 4:11
En tot welken der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten? Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beerven zullen? Hebreeën 1:13-14
De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. Psalmen 34:8
Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen. Johannes 8:44
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden. 2 Petrus 2:4
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. Judas 1:6
De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Genesis 3:1-5
Zijt nuchteren, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende, wien hij zou mogen verslinden. 1 Petrus 5:8
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Efeze 6:12
En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. Openbaring 12:4
En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had. En der vrouwe zijn gegeven twee vleugelen eens groten arends, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in haar plaats, alwaar zij gevoed wordt een tijd, en tijden, en een halven tijd, buiten het gezicht der slang. En de slang wierp uit haar mond achter de vrouw water als een rivier, opdat hij haar door de rivier zou doen wegvoeren. En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen. En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben. Openbaring 12:13-17
En wanneer de duizend jaren zullen geeindigd zijn, zal de satanas uit zijn gevangenis ontbonden worden. En hij zal uitgaan om de volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn, den Gog en den Magog, om hen te vergaderen tot den krijg; welker getal is als het zand aan de zee. En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur neder van God uit den hemel, en heeft hen verslonden. Openbaring 20:7-9
En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands? Handelingen 5:3
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. Lukas 8:31
En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen voor den tijd? Mattheüs 8:29
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. Mattheüs 25:41
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. Openbaring 20:10
Want de Sadduceen zeggen, dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de Farizeen belijden het beide. Handelingen 23:8